En weer moet ik kiezen.
“Kokkels of mosselen?” vraagt de visboer.
Ik krijg vanavond eters, oud studiegenoten. Ik wil wat lekkers en niet te ingewikkeld op tafel zetten en ik weet dat ze van vis houden. Ik was na een voor mij gebruikelijke afweging van voors en tegens, dit keer zonder matrix, uitgekomen op pasta vongole. Eenvoudig, smaakvol en voedzaam en heel goed te combineren met een goede fles Montepulciano.
“Kokkels alstublieft, dat komt toch het dichtste bij de vongole, witte schelpen in witte pasta.”
“Pasta met mosselen is anders ook een mooi Italiaans recept, en dan heb je het contrast van de zwarte mosselen bij de pasta, Cozze all’Italiano.”
De visboer kijkt me aan met een vriendelijke glimlach, tevreden dat hij deze kennis even met me kan delen. Ik dacht op de drempel al dat ik hier te veel zou gaan betalen, op dit advies zit ik helemaal niet te wachten, als die man gewoon vongole had gehad dan was ik al weer onderweg naar huis geweest.
“Het worden de kokkels, dank voor uw advies.”
Kiezen was nooit mijn beste vak, je stelt altijd iemand teleur en je gooit altijd de deur dicht voor ook een interessante optie. Ik had mijn middelbare school met twee jaar verlengd om de keuze voor mijn opleiding uit te stellen. Na een zorgvuldig proces met een matrix vol plussen en minnen had ik voor landschapsarchitectuur gekozen. En ontwerpen én natuur, een mooie combinatie van mijn favoriete thema’s, maar eenmaal in Wageningen lagen mijn talenten elders.
Ontwerpers moeten kiezen en het liefst zo extreem mogelijk. Studiegenoten liepen weg met de statements van John Körmeling. Voor het Museumplein ontwierp hij de kortste en breedste snelweg van Nederland. In zijn voorstel werd het hele plein van gevel tot gevel geasfalteerd om er een 12-baans snelweg op aan te leggen.
Maar ik was bij uitstek een polderaar, vanuit gesprekken met gebruikers, een verfijnde afweging en subtiele inschatting van het krachtenveld werkte ik aan evenwichtig afgewogen plannen. Ik bracht mijn persoonlijke kunde van sterkte-zwakte analyses en matrixen mee en wist als geen ander de grijze, gulden middenweg te bewandelen. Alleen bij natuurontwikkeling kon ik me laten gaan. En zo schetste ik aan de ecologische hoofdstructuur en aan ruimte voor de rivier met quasi-natuurlijk aangelegde rivierarmen en bulten. Langzaam verloor ik aansluiting met de hippe, uitgesproken ontwerpers en belande ik in de armen van de milieuactivisten.
Zoals gebruikelijk lag er een handgeschreven briefje in mijn postvakje op de afdeling. De volgende nacht om 2.00 uur moest ik op het industrieterrein van Burgh-Haamstede zijn, meer werd er niet verteld. Dit was de derde keer dat ik werd gevraagd deel te nemen aan een actie van ‘de razende bintjes’. Alleen de aanvoerder wist van de hoed en de rand, de rest moest op eigen gelegenheid ergens ongemerkt verzamelen. De actie bij de nertsfokkerij was maar net goed gegaan, iedereen was de velden ingevlucht toen de bewaking met grote lampen verscheen, genoeg publiciteit in ieder geval. Het rooien van het genetisch gemanipuleerde aardappelveld was bijna ongemerkt voorbij gegaan, een makkelijke actie, wel schade maar geen aandacht.
Nu bleek ook waarom Gerard al weken oude barrels had gerepareerd, Gerard was vanavond de aanvoerder en hij had voor iedereen een oude fiets. De sfeer was opgelaten, een soort van dropping bij een schoolreisje. Gerard zette kort de actie uiteen:
“We gaan vanavond de natuur weer een eerlijke kans geven. De omgeving van de Oosterscheldekering, die na veel acties van onze voorgangers niet is gesloten met een dam maar is uitgerust met schuiven, krijgt een zwart-wit inrichting. Hiermee wordt de natuur gedwongen om zich te voegen naar de menselijke ingreep. De vogels moeten kiezen en dat is niet de bedoeling. We fietsen zodadelijk in een kwartiertje naar de Westschouwense inlaag, er staat nog een bouwhek, maar dat kunnen we makkelijk openen. De bedoeling is dat jullie dwars door elkaar over de schelpen fietsen en slippen om er op die manier een grijs plein van te maken. Na tien minuten moet dit gelukt zijn, ik zal fluiten en iedereen maakt zich uit de voeten. Is dat duidelijk?”
Er werd instemmend geknikt en gemompeld, hier was actie nodig. Gehoorzaam fietsten we achter elkaar, twee aan twee, richting de Oosterscheldekering. Het was donker, er was zware bewolking en we hadden natuurlijk tegenwind. Het terrein rook als de visafslag en zat bomvol vogels, kriskras door elkaar, verschrikt vlogen ze weg toen wij het hek open hadden en met elf man begonnen te crossen en slippen. Heel even kwam de maan tevoorschijn en werden de strepen in blauwige tinten zichtbaar, verder werkten we op gevoel. Ik ben in die tien minuten één keer gebotst en twee keer gevallen, ik heb nog een litteken van een stuk mossel dat ik pas de volgende morgen uit mijn knie kon verwijderen. Ik heb een week naar vis geroken en mijn kleren weggegooid. Er is nog een persbericht naar Rijkswaterstaat gegaan met daarin als verklaring voor onze actie dat ze de dam, waarbij zo is geïnvesteerd in de natuurlijke habitat van de Oosterschelde niet met deze ingenieurskunst moeten ontsieren. We dwingen de natuur niet tot keuzes tussen zwart en wit, we voegen ons naar de natuur als goede en zorgzame buur.
Ongeveer een jaar later kreeg ik het ontwerp voor de omgeving van de Oosterscheldedam in een collegereeks te zien. West 8 had een zwart-wit schelpenplan voor de omgeving van de Oosterscheldedam ontworpen, grote vlakken witte en zwarte schelpen in het horizontale landschap van Zeeland. Het idee was dat de vogels, volgens mimicryprincipes, zouden kiezen voor hun eigen schutkleur. De meeuwen en sterns zouden kiezen voor de witte vlakken van kokkelschelpen en de scholeksters zouden een voorkeur hebben voor de mosselvlakken. Er werd bewonderend gesproken over de architectonische stellingname en de natuur die altijd kans ziet om ons aangelegde land te koloniseren. Ook werd er verteld dat de aanleg is gestaakt nadat een deel van het ontwerp verdween bij een springtij. Ik heb wijselijk niets gezegd, maar wel voor mezelf gezworen dat ik niet meer blind voor de natuur zou kiezen en ik heb nooit meer mosselen gegeten.
Anton den Engelse
Rotterdam, 31 augustus 2015